'Je moet als opdrachtgever los durven laten: de partij die je inhuurt heb je uitgenodigd omdat zij kunnen wat jij niet kunt'
Wouter Veldhuis richtte zo'n 25 jaar geleden met een aantal partners stedenbouwkundig bureau MUST op, dat opereert vanuit Amsterdam en Köln. Sinds december 2020 is hij daarnaast rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving, als lid van het College van Rijksadviseurs. Dit onafhankelijke orgaan adviseert gevraagd en ongevraagd ministers en staatssecretarissen over omgevingskwaliteit en diverse actuele maatschappelijke opgaven.
Met MUST werkt Wouter veel voor woningcorporaties, met name op het vlak van stedelijke herstructurering. Aan het eind van de zomer van 2021 begon zijn bureau aan een opdracht voor Nijestee en de gemeente Groningen. In het kader van de wijkvernieuwing in de wijk Selwerd maakt hij een verdichtingsplan voor drie 'stempels', op dit moment bestaand uit portiekflats, eengezinswoningen en seniorenwoningen.
Aan het begin van een project, zoals nu in Selwerd, ga je als opdrachtnemer met de opdrachtgever om tafel. Daarbij heb je allebei je eigen belangen. Hoe smelt je die samen tot één gezamenlijk doel of plan?
'Dat is best moeilijk. Bij de acquisitie gaf ik aan dat ik deze klus heel graag wilde doen, maar dat ik weiger woningen te tekenen die kleiner zijn dan 40 vierkante meter en geen balkon hebben. Ik doe zo'n uitspraak in de veronderstelling dat de opdrachtgever een bepaalde filosofie heeft. Want als je het aan de markt overlaat, krijg je simpelweg de woningen die ik net omschreef.' Tot zijn tevredenheid steigerden Nijestee en de gemeente niet, na zijn opmerking. 'Dat zegt iets over waar ze voor staan.'
‘Opdrachtgevers onderschatten steevast hoeveel tijd nodig is voor het échte werk. En dat dat werk geld kost’
Aan het begin van een samenwerking wil Wouter van een opdrachtgever vooral één ding weten: 'Waar sta je eigenlijk voor? En sluit wat je hier wilt realiseren aan bij je missie?' Het innemen van een standpunt of het uitdragen van een filosofie mag door woningbouwcorporaties in het bijzonder wel wat explicieter gedaan worden, vindt hij. Een goed voorbeeld is de Amsterdamse woonstichting De Key, die zich nadrukkelijk profileert als corporatie voor starters. Als je weet waar je voor staat, ga je anders te werk, is zijn overtuiging. 'Dat levert aantoonbaar goede projecten op.'
Zijn er dingen die opdrachtgevers over het hoofd zien, maar die voor jou als ontwerper juist belangrijk zijn?
Zonder aarzelen: 'Ja. Opdrachtgevers onderschatten steevast hoeveel tijd nodig is voor het échte werk. En dat dit werk geld kost. Niet alleen tegenover ontwerpers, maar ook bij schoonmakers, onderhoudsmonteurs of beheerders.' Architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten vormen desondanks een aparte categorie in deze kwestie, merkt Wouter. Het lijkt alsof ze hun werk vooral voor hun plezier doen, daarom werken ze relatief goedkoop. 'Ik zou ervoor willen pleiten dat opdrachtgevers ontwerpers een beetje in bescherming nemen, en een comfortabele omgeving creëren waarin ze hun werk echt goed kunnen doen, zonder dat ze het gevoel hebben hun werk in de uitverkoop te moeten doen om een klus te krijgen.'
In het matchen van opdracht en opdrachtnemer ligt voor opdrachtgevers een andere belangrijke kans om meer uit een project te halen. Wouter hanteert zelf de stelregel van de gouden driehoek van ontwerper, locatie en opdrachtgever. 'Die moeten waanzinnig goed bij elkaar passen. Als één van de drie niet klopt, krijg je geen goed project. Als opdrachtgever moet je dat heel scherp in beeld zien te krijgen. Dat kan betekenen dat je met een bepaalde opdrachtnemer een hele goede samenwerking kunt hebben gehad, maar dat die bij een volgend project niet past. Daar vergissen opdrachtgevers zich weleens in.'
Jij zit inmiddels al een tijd in het vak en kent het klappen van de zweep. Voelde je als jonge ontwerper ook al de ruimte om een opdrachtgever te vertellen wat jij belangrijk vond?
'Ja.' Hij lacht. 'Maar voor de duidelijkheid: de dingen die ik belangrijk vind, hoor of leer ik van anderen. Bij een van de eerste projecten waar ik aan werkte, in een echte Eindhovense arbeidersbuurt, ontwierpen we een woningtypologie waar ik zelf mijn twijfels bij had. De mensen daar hadden geen behoefte aan een achtertuin, ze wilden de auto's van de straat af en aan de achterkant van hun huis. Hun woonkamer wilden ze graag aan de straatkant.' Hoewel het tegen de overtuiging van de ontwerpers in ging, kregen de bewoners wat ze wilden. 'Het is hun thuis, dus dan maken we dat.'
De essentie van dit voorbeeld: ga op zoek naar de specifieke waarden van een wijk of buurt. En beweeg als opdrachtgever mee. 'Woningcorporaties hebben vaak een standaard programma van eisen, met een optimum tussen prijs en kwaliteit. Soms zijn er zelfs handboeken met standaard woningplattegronden. Het is goed om de flexibiliteit te hebben om dit los te laten als je merkt dat het niet bij een bepaalde plek of bewonersgroep past. Je moet in een project wat ruimte overlaten.'
Eigenlijk zit jij als ontwerper namens de bewoner aan tafel. Net als een woningcorporatie, maar dan vanuit een iets andere invalshoek.
'Ik heb een wat breder instrumentarium en heb ervaring opgedaan met projecten in heel Nederland. Daardoor weet ik wat op andere plekken werkt en kan ik als een honingbijtje stuifmeel rondbrengen.' De samenwerking tussen opdrachtgever en opdrachtnemer is voor Wouter een rollenspel met twee spelers. De eerste is de heremiet, een alwetende kluizenaar die de wijsheid in pacht heeft over de plek waar hij zit. Die rol is voor de opdrachtgever. De opdrachtnemer speelt op zijn beurt de rol van de handelsreiziger: hij voedt de heremiet met ervaring van buiten. De heremiet wordt rijker en slimmer, waarna de handelsreiziger weer vertrekt. 'Dat proces vindt te weinig plaats. Door de hoge doorloop in het personeelsbestand zijn corporaties zelf ook vaak handelsreizigers. Daardoor ontstaat een vorm van onthechting. Continuïteit, binding met de organisatie en met huurders, is belangrijk.'
‘Vertrouwen is een cruciaal element, en tegelijkertijd een van de moeilijkste dingen voor een opdrachtgever. Je moet los durven laten’
Die continuïteit is overigens niet alleen van belang voor corporaties zelf. 'Voor opdrachtnemers is het buitengewoon vervelend om steeds een nieuwe persoon als opdrachtgever te krijgen. Ik denk dat opdrachtgevers vaak onderschatten hoe belangrijk persoonlijke relaties in projecten zijn.'
Behalve als ontwerper heb jij ook als rijksadviseur te maken met opdrachtgevers. Wat is voor jou de definitie van goed opdrachtgeverschap?
'Voor mij gaat het over drie componenten. Bij ruimtelijke opdrachten is de eerste component het fysieke resultaat: een opdrachtgever moet ervoor zorgen dat de kwaliteit daarvan goed is. Maar een tweede belangrijke factor is hoe een opdrachtgever omgaat met opdrachtnemers. Daarbij is vertrouwen een cruciaal element, en tegelijkertijd een van de moeilijkste dingen voor een opdrachtgever. Je moet los durven laten: de partij die je inhuurt heb je uitgenodigd omdat zij kunnen wat jij niet kunt.'
De derde component van goed opdrachtgeverschap heeft te maken met de opdrachtgever als orgaan. Alleen als geheel ben je in staat jezelf als organisatie te ontwikkelen, is Wouters overtuiging. 'Als je naar corporaties kijkt: veel van hen hebben een paar voorlopers, mensen die weten wat kwaliteit is en hoe je dat kunt bereiken. Hun kennis moet doorsijpelen naar de hele organisatie. Het instituut opdrachtgever zou een leeromgeving moeten zijn waar je kennis ontwikkelt en vasthoudt. Dat is in de praktijk het moeilijkst, merk ik.'
Vertrouwen is cruciaal, zeg je. Durven opdrachtgevers in de praktijk dingen los te laten? En hoe belangrijk is autonomie voor jou als ontwerper?
'Persoonlijk vind ik autonomie niet het belangrijkst. Goede ideeën ontstaan pas als je met andere mensen gaat praten. Zelf heb ik er vooral behoefte aan dat een opdrachtgever transparant is over z'n agenda en over wat hij wil bereiken. Vervolgens moet hij het vertrouwen hebben in het vakmanschap van opdrachtnemers. Zelf merk ik dat uit zo'n relatie de meest productieve projecten komen.'
Hoewel gelijkwaardigheid een groot goed is, is de opdrachtgever toch de gangmaker in het gesprek, weet Wouter. 'Aan de voorkant van zo'n proces moet je opdrachtnemers veel duidelijkheid geven over wat jij doet en waar zij hun bijdrage kunnen leveren. Dat is voor mij als ontwerper ook heel prettig. En nadat je het speelveld gedefinieerd hebt, moet je als opdrachtgever de lijnen krijten: je moet heel helder aangeven waar de grenzen liggen.'
Wat druk je grote opdrachtgevers als Rijkswaterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf op het hart, als het over hun opdrachtgeverschap gaat?
'De laatste jaren heb ik me hard gemaakt voor het borgen van kwaliteit in aanbestedingen, die door getallen gedomineerd worden.' Bij veel grote uitvragen wordt vooral gestuurd op snelheid en kostenbesparing, waardoor vaak de goedkoopste aanbieder wint. 'Opdrachtnemers gaan dan dingen beloven die ze niet waar kunnen maken. Als opdrachtgever blijf je vervolgens bijbetalen voor meerwerk, óf je krijgt iets wat je niet besteld had. Of, zoals nu bij een aantal grote aannemers het geval is, de opdrachtnemer zelf leidt onverantwoorde verliezen op het project. Ik denk dat het ontzettend goed zou zijn als opdrachtgevers de tijd nemen om een project vooraf in z'n geheel goed te doordenken. Als opdrachtnemer kom ik veel te weinig goede uitvragen tegen – meestal begint het nadenken over de uitvraag pas nadat de opdracht is gegund.'
‘Werkplezier is volgens sommigen geen objectief begrip, maar volgens mij is het juist héél objectief. En je krijgt er, objectief gezien, ook het beste team en het beste project mee’
Bij Rijkswaterstaat is ruimtelijke kwaliteit inmiddels bij veel projecten een belangrijk selectiecriterium geworden, naast tijd en budget. 'In de eerste gespreksronde wordt gevraagd hoe een partij zorgt dat verkeerskundigen, betonexperts of architecten in hun kracht gezet worden – daarna gaan we het pas hebben over de prijs.' Kwaliteit is een zacht, soms moeilijk te definiëren begrip, beseft Wouter. Het valt voor hem voor een groot deel samen met een ander zacht fenomeen: werkplezier. Dat ontstaat als je doet wat je graag doet, en werkt met wie je graag werkt. 'Mensen vinden het doodeng als ik zoiets op tafel leg, want het zou niet objectief zijn. Maar volgens mij is het juist heel objectief. En je krijgt, objectief gezien, op die manier ook het beste team en het beste project.'
Ben je zelf ook weleens opdrachtgever? En neem je dan je ervaring als opdrachtnemer mee in hoe je die rol invult?
'Af en toe werken we met tekstschrijvers, onderzoekers, fotografen of websiteontwikkelaars. En die behandelen we inderdaad zoals we zelf ook graag behandeld willen worden. Ik vind het ontzettend fijn om iemand anders het vertrouwen te geven, iemand die de expertise in huis heeft om iets te doen wat ik zelf niet kan. Maar dat uit handen geven is wel iets dat je moet leren. Ik vind het opdrachtgeverschap in die zin moeilijker dan het opdrachtnemerschap: het is een vak waarin je je moet ontwikkelen.'
Wat zou je Groningse opdrachtgevers in het bijzonder willen meegeven?
'Durf risico te nemen. Opdrachtgevers hebben de neiging om te kiezen voor de veilige weg, voor mensen en oplossingen die ze kennen. Daardoor zie je momenteel een hele generatie met ideeën over de toekomst, hun toekomst, die niet aan de bak komt.' Zelf pleit Wouter, in zijn rol als rijksadviseur, bij elke aanbesteding voor het uitdelen van één wildcard, aan een inschrijver die een interessant en spannend plan presenteert, maar weinig ervaring heeft. Want als je niet experimenteert blijf je doen wat je altijd al deed. En de toekomst vraagt juist om nieuwe oplossingen. 'Het is een maatschappelijke plicht van opdrachtgevers om jonge talenten een kans te geven. Want ze zijn er.'
Foto: Arenda Oomen
Tekst Chris Zwart